Verslag van de 16 daagse reis naar Sri Lanka
van 23 januari tot 7 februari 2006. We maakten deze geweldige reis samen
met Joke en Piet Bakker en Joke en Hans Achterberg.
Vertrek van Schiphol 16.00 uur met een tussenstop in Goa (India)
Aankomst Colombo 8.15 uur (plaatselijke tijd)
Reisprogramma
1e en 2e dag - Amsterdam - Colombo - Wattala
Vlucht van Amsterdam naar Colombo.
Daar ontmoeten we de rest van het reisgezelschap dat uit 39 personen bestaat.
Onze reisleider heet Manju.
Om ongeveer 10.30 uur arriveren we in het eerste hotel: Palm Village
in Wattala (ook wel Uswetakeiyawa geheten)
De rest van de dag hebben we 'acclimatiserend' doorgebracht op een ligbed
in de tuin van het hotel onder de palmen. Met als extraatje een heerlijke
massage.
Om 18.30 maken we het eerste buffetdiner mee. Helemaal geweldig met een
overvloedige keuze, rauwkost, fruit, aardappelen, pasta, rijst, enkele
soorten vlees in pikante sauzen, de curries. Je weet niet wat je meemaakt.
3e dag - Bezoek Negombo
Vandaag staat er een rondrit door Negombo op het programma. Restanten
zijn te zien van een Hollands fort, vlakbij de haven. De Britten troffen
in 1796 het fort verlaten aan en sloopten het grotendeels. Alleen de hoofdpoort
en twee bastions zijn nog over, een deel is thans in gebruik als gevangenis.
We zien een lang recht kanaal, dat door de Hollanders is aangelegd tussen
Colombo en Puttalam, ten behoeve van het vervoer van kaneel, zout en copra,
en voor de bevloeiing.
Dan bereikt een penetrante vislucht onze reukorganen. Het blijkt dat we
die richting uit moeten. Op het strand ligt vis van allerlei soort en
grootte keurig gesorteerd op matten te drogen in de felle zon. De grote
vissen zijn in stukken gesneden. We bekijken de markt en maken een praatje
met een visser over de gevolgen van de Tsunami.
4e dag - Puttalam - Anuradhapura
Vertrek uit Wattala. We volgen de slingerende kust naar Puttalam in het
noorden. Onderweg zien we het typische landschap van Sri Lanka met hier
en daar lagunes, prachtige bloemen en kleine kerkjes. Puttalam is het
vissersdorp waar volgens de legende de stamvader van de Singalese dynastie,
de Indiase prins Vijaya, aan land ging en het eiland welvaart bracht.
We rijden door naar de voormalige hoofdstad Anuradhapura, waar we de komende
2 nachten verblijven in Miridiya lodge. Gelegen aan een
meer met een schitterende tuin.
's-Middags gaan we niet met de groep mee om een tempel te bezoeken maar
gaan met een tuc-tuc naar het centrum van Anuradhapura om door de steegjes
te struinen. Wij vinden dat je dan pas de sfeer van het land proeft en
kunt kijken hoe de mensen leven. We moeten tenslotte ook nog de nodige
bellenblazen en fluitjes uitdelen aan de kinderen. Hans heeft van de gelegenheid
gebruik gemaakt om een bezoek aan de kapper te brengen.
Op het programma stond een safari gepland. Dit was echter een grote afgang.
Bijna geen beesten te bekennen en tussen de verschillende "truckchauffeurs"
waren geen duidelijke afspraken gemaakt. Onze truck had de "arak"
voor de welkomstborrel aan boord maar de chauffeur wist niet waar die
gedronken moest worden. De andere trucks stonden wel op het goede punt
maar hadden geen "arak". De weg terug (in het donker), die door
een boze chauffeur keihard over de slechte wegen werd gereden, is iets
dat we niet snel zullen vergeten.
Anuradhapura
De oude koningsstad Anuradhapura, hetgeen betekent “stad van de
onderkoning”.
Anuradhapura trekt vanwege de ruïnes van kloosters, tempels en paleizen
vele toeristen. De ruïnes liggen in het sinds de opgravingen grotendeels
ontruimde en als archeologisch reservaat aangewezen oude deel van de stad
en beslaan een oppervlakte van ca. 8 km².
Een uitgestrekt gebied dus en nog lang niet alles is opgegraven of onderzocht.
Veel staat er niet meer overeind. Wat nog te zien is zijn resten van religieuze
gebouwen en paleizen, die van steen waren gebouwd.
De rotstempel Isurumuniya daterende uit de 3e eeuw voor Chr. en gebouwd
tegen de rotsen.
Het geheel spiegelt in een fraaie vijver. Beroemd zijn de reliëfsculpturen,
in een zaal tentoongesteld. Een ervan staat bekend als “De Minnaars”,
een vrouw zit bij een man op schoot.
Vanuit de bus bekijken we de Ruwanweli Seya, een grote stupa, uit de 2e
eeuw v.Chr. en gerestaureerd in de 19e en 20e. Een indrukwekkende witte
muur, waaruit tientallen halve zwarte olifanten naar voren steken, draagt
het vierkante platform van de stupa. Vier poortgebouwen markeren de vier
windstreken.
5e dag Mihintale-Dambulla
De route van vandaag is vanwege de regen wat omgegooid. Commercie
alom vandaag, achtereenvolgens hebben we een houtsnijwerk- en batiktextielfabriekje
bezocht. Hier zie je pas in wat voor erbarmelijke omstandigheden de mensen
voor een grijpstuiver moeten werken. Alleen al van de de lucht die je
moest inademen bij de batikfabriek zou je al ziek worden.
Dan gaan we Mihintale bezoeken.
Mihintale betekent “Berg van Mahinda” en dat was een figuur
uit de 3e eeuw voor Chr., die het Boeddhisme naar Sri Lanka bracht.
Hier een kloosterstad en een trap met 1840 treden voert naar de top van
de berg, waarop de heiligdommen zich bevinden. De bus brengt ons tot halverwege,
daar komen we langs oude fundamenten van baksteen: o.a. een eetzaal met
gigantische stenen troggen, verder een gebouwtje voor relikwieën,
daarvóór twee grote rechtopstaande stenen tabletten vol
inscripties.
We beklimmen de brede trap, omzoomd door grillige bomen met dartele aapjes.
Boven is een plateau en daar moeten de schoenen uit en de sarong rond
de blote knieën gedrapeerd.
Een witte dagoba markeert de plek waar de ontmoeting van Mahinda met de
koning zou hebben plaats gehad.
Er zijn drie rotsen die nog hoger kunnen worden beklommen. Allereerst
valt daarboven een grote witte Boeddha op. Een tweede rots – het
Bed van Mahinda - is het moeilijkst te beklimmen, vandaar dat we die het
eerst gaan proberen. Lastige jongens (ja, je maakt hier
makkelijk vrienden) maken er een beroep van zich op te dringen als hulp
bij het klimmen.
Niet zo gek, want het is zeker erg moeilijk, zo niet gevaarlijk. Je moet
je met twee handen vasthouden aan een leuning en je voeten (op sokken!)
proberen te zetten in kleine horizontale plekjes die in de rots zijn uitgehakt.
Maar we halen het helemaal naar boven en genieten boven wél van
het uitzicht (ondanks de regenwolken).
Op de derde rots staan een grote witte dagoba - die een enkele haar van
de Boeddha zou bevatten - en een tempel met daarin een grote liggende
Boeddha. Een eenvoudige klim vergeleken bij de vorige. En altijd leuk
voor een foto !!!
Toch nog wat interessants op het programma: de grottempels van Dambulla,
19 km ten ZW van Sigiriya. Het zijn vijf grotten onder een overhangende
rots. In de koloniale tijden zijn er poortgebouwen voor gebouwd. De plafonds
zijn geheel bedekt met geschilderde voorstellingen uit het leven van Boeddha,
natuurlijke oneffenheden in de rots werden hierbij benut. Maar we kunnen
het niet goed zien, toch wel wat donker hier. De 2e en de 3e grot vanaf
de ingang zijn de grootste.
Rijen Boeddhabeelden, zittend en staand, in felle kleuren beschilderd,
ook Vishnu en Brahma zijn aanwezig. Grote liggende Boeddha’s. Alles
in de schemer met spotlights. De geschiedenis van de grotten gaat terug
tot de 1e of 2e eeuw voor Chr. Een koning van Anuradhapura, Valagam Bahu,
moest vluchten voor de Tamils en kwam hier terecht, waar al een klein
heiligdom was en vond een ideale schuilplaats en gastvrijheid bij de monniken.
Later, toen hij zijn rijk had heroverd, beloonde hij de monniken met schilderingen
en de beelden. Maar veel is ook uit latere eeuwen.
6e dag Sigiriya-Pollonaruwa-Kandy
Vandaag gaan we o.a. naar de Sigiriya Rots. Maar eerst naar een meer waar
er voor de liefhebbers een rit op de rug van een olifant mogelijk is.
Wij houden het bij een wandeling rond dat meer
Dan eindelijk op weg naar Sigiriya wat betekent “leeuwenberg”
en dan kun je ook wel zien.
De enorme rots van Sigiriya heeft de vorm van leeuwenkaken en rijst met
een hoogte van ongeveer 180 meter op uit de omringende natuur.
Sigiriya is in 400 het fort en de vestiging geweest van koning Kasyapa.
Op de helft van de klim kan je via een speciale trap naar de “fresco’s”
. Dit zijn de beroemde ‘wolkenmeisjes’, geschilderd op de
muur, de zogenaamde hemelse maagden!
Je moet nogal wat trappen (ongeveer 2000 treden) beklimmen!
Maar het is een onvergetelijke ervaring! Vooral als je eenmaal boven bent
na het beklimmen van al die traptreden, dan heb je onbeschrijfelijk gevoel,
zoiets van: YES!!!!! En natuurlijk heb je een schitterend uitzicht over
de tuinen van de koning, en de schitterende omgeving.
We lunchen in het hotel Sigiriya Village. Na de lunch bezoeken een kruidentuin
in Matale. De kruiden die Duco en Hans hebben gekocht om spierwitte tanden
te krijgen heeft tot op heden nog geen resultaat opgeleverd :).
Ook bezoeken we de ruïnestad Pollonaruwa. Een oude koningsstad Polonnaruwa,
11e – 13e eeuw, meer recent dus dan Anuradhapura, waardoor bovengronds
meer bewaard is gebleven.
De Citadel oftewel de binnenste vesting, ommuurd en het grootste gebouw
is het Vejayanta Pasada, het paleis van koning Parakramabahu I.
Met de bus gaan we weer verder naar de Lankatilaka, een beeldenhuis, massief
gebouwd 52 m lang, 18 m breed en 17,5m hoog. Binnen staat een groot Boeddhabeeld
van baksteen en zonder hoofd. Het is een gebouw als een kathedraal, dikke
en hoge stenen muren staan iets naar binnen gericht, zodat het allemaal
nog hoger lijkt, een trucje dat de oude Grieken ook kenden. We lopen verder
naar Gal Vihara, een rotswand met grote beelden, een zittende en een liggende
Boeddha en nog enkele andere beelden.
We gaan naar het mooie hotel Topaz waar we drie nachten zullen verblijven.
7e dag - Kandy
Kandy is het centrum van de traditionele cultuur van Sri Lanka.En ligt
500 m. boven de zeespiegel.
Vandaag een drukke dag met veel bezichtigingen.
In de ochtend bezoeken we een edelstenenfabriek. (Sri Lanka is de grootste
producent van gekleurde edelstenen in de wereld). Voor ons had het niet
gehoeven. We gaan dan ook maar voor de fabriek staan waar een oude man
met een soort van scharenslipemachine goed zaken doet door alleen maar
er te staan en foto's van zich te laten menen.
Daarna een bezoek aan de botanische tuin van Kandy "de Peradeniya
Botanical Gardens".
Eerst lunchen en vervolgens kunnen we er ruim een uur wandelen. Aanvankelijk
was hier een door de Engelsen aangelegde proeftuin voor koffie en kaneel.
Het is nu een mooi wandelpark gelegen op een schiereiland in een lus van
de Mahaweli rivier. Keurig aangeplante lanen, een rond grasveld in het
midden. Wat het meeste opvalt is de inmens grote ficus benjamini van 160m.
in doorsnede.
We beginnen de wandeling met er dwars doorheen te steken tot bij de hangbrug.
Exotische bomen met de wonderlijkste vormen en kleuren in dit bijzondere
park. Grote troepen vliegende honden hangen in een boom, piepend vliegen
er wat rond. De orchideeënkas is open en we zien bijzonder mooie
exemplaren.
Daarna een bezoek aan een "zijdefabriek". D.w.z. alleen de winkel
ervan waar veel "neppers" verkocht werden. Er werden goede zaken
gedaan !!!!!
Om 17.15 moeten we klaar staan voor de Kandy Dance, een gratis voorstelling.
Het is even voorbij de Tempel van de Tand. Een grote hal met balkon, bovenin
komt wat licht naar binnen door de ramen. Houten stoelen. Als we arriveren
is de zaal voor ongeveer eenderde vol. We gaan naar binnen en zitten we
vrij vooraan.
Klokslag 18.00 begint de voorstelling, tromgeroffel en het gordijn gaat
open. Een stuk of vijf trommelslagers produceren een oorverdovend geluid,
een fluitist en een blazer op een schelp laten zich horen. Mannen en vrouwen
in kleurrijke kostuums dansen met vloeiende bewegingen, waarbij ook de
handen en het hoofd meedoen. De dansen zijn traditioneel. Acrobaten slaan
flic-flacs. Er is ook een slangen- en een maskerdans. Tot slot wordt het
volkslied gezongen, wij gaan staan. Dan komen de vuurvreters en vuurdansers.
Brandende toortsen worden langs de armen en langs de mond gehaald en twee
mannen lopen over een bak met gloeiende houtskool.
9e dag - Kandy
Vandaag gaan we naar het gebied van de theeplantages.
Waar het maar mogelijk is zijn de hellingen beplant met theestruiken.
Het oerbos op de berghellingen is in de 19e eeuw door de Britten gekapt,
met behulp van duizenden olifanten. Op de plantages werd aanvankelijk
koffie verbouwd, maar een ernstige plantenziekte, rond 1860, maakte aan
die cultuur een eind.
Toen ging men over op de thee, de struiken werden uit China gehaald. Dat
gaat nog steeds goed want een miljoen mensen leeft van het werk op de
plantages.
Foto’s gemaakt van theepluksters. Dat is een apart volkje. Zij wonen
op de plantages. In de 19e eeuw werden ze door de Britten uit India gehaald.
Het zijn dus Tamils en geen Singalezen, met als gevolg dat ze worden gediscrimineerd
en onderontwikkeld zijn. Een theeplukster plukt ongeveer 20 kilo per dag
en verdient daarmee 1½ euro.De mannen werken meestal in de theefabrieken.
Langzaam komt er verbetering in het armoedige bestaan en de kinderen krijgen
onderwijs.
We bezoeken zo’n theefabriek, de thee ondergaat hier zes productiefasen:
verleppen, rollen, zeven, fermenteren, drogen en sorteren.
Het verleppen van de versgeplukte blaadjes geschiedt in een luchtstroom
op lange bakken, dat duurt 24 uur, het rollen gebeurt op een ronde tafel,
de blaadjes worden fijn gedrukt teneinde het sap te verwijderen, daarna
wordt de bladermassa gezeefd. Wat door de zeef valt is gereed voor de
volgende bewerking: de fermentatie.
Dat gebeurt in een koele, goed geventileerde, ruimte.
De blaadjes worden uitgespreid op grote tafels, de tannine in de bladeren
oxydeert, deze bewerking duurt enkele uren en is zeer belangrijk voor
de uiteindelijke smaak van de thee.
Dan komt het drogen op geperforeerde platen, waar hete lucht over en doorheen
wordt geblazen. Dat luistert ook weer heel precies.
De theeblaadjes moeten voldoende gedroogd worden om schimmelen te voorkomen,
terwijl te veel gedroogde thee branderig smaakt. Het sorteren en rangschikken
naar kwaliteit maakt de thee geschikt voor het verpakken, met de hand
worden de eventuele vezels en stengels verwijderd. De kruimeltjes belanden
in de theezakjes.
We kunnen het eindproduct kopen, de BOPF (Broken Orange Pecco Fine) voor
Rs 1,50 per ons en de BOP (Broken Orange Pecco) voor Rs 0,50 per ons.
We worden onthaald op een kopje thee met een koekje!
We lunchen bij de Ramboda Falls, wat niet echt een succes was. De bediening
was echt wat je noemt "naadje".
Maar het uitzicht vergoedde veel.
Je kunt er wat wandelen, afdalen naar de waterval, die 100 meter naar
beneden valt en zitten in de tuin onder grote parasols met uitzicht op
een groene vallei met enkele witte huisjes tussen de theestruiken.
Daarna terug naar het hotel om te relaxen. Joke en ik zijn met nog een
aantal naar een massagehuis geweest voor een heerlijke ontspannende massage.
10e dag - Kandy
Vandaag gaan we naar de Dalada Maligawa, de Tempel van
de Tand, één van de heiligste gebouwen in de Boeddhistische
wereld.
Stenen gebouwen, mooi gesitueerd aan het meer en omgeven door een gracht.
Binnenin staat een oudere houten tempel. Er is een grote zaal met veel
gouden Boeddha’s en, boven aan de muren, schilderijen voorstellende
de geschiedenis van de Tand.
In een glazen vitrine staat de howdah (reliekschrijn), die - met daarin
de heilige Tandrelikwie - op de rug van de tempelolifant, bij de jaarlijkse
processie de stad wordt rondgedragen.
Helaas wordt het risico te groot geacht in deze woelige tijden en is het
niet de echte tand, maar een kopie.
Een achthoekig paviljoen doet dienst als bibliotheek met veel ola-manuscripten
(= velletjes van palmblad, gebundeld tussen twee plankjes) en in andere
kleine ruimtes staan wat beelden, overal is het dringen op de trappen
en de nauwe doorgangen. Veel autochtonen komen hier naar toe om hun offertjes
te brengen.
Om 10 uur begint de Puja, de offerdienst, die 3 maal
per dag wordt gehouden. Beneden komen twee trommelaars en een fluitspeler
te voorschijn, die een oorverdovend lawaai produceren. Een gordijn wordt
weggeschoven, waarachter een deur zichtbaar wordt.
Er komen drie monniken aan, een van hen draagt de in een doek verpakte
sleutel, hij opent de deur en de monniken gaan naar binnen, groepjes gelovigen
mogen er ook in, ze dragen offergaven mee en ze hebben zich al lang geleden
op een wachtlijst laten plaatsen.
De Tand van Boeddha rust in een gouden karanduwa, een schrijn in het “heilige
der heiligen”, op de eerste etage van de binnenste houten tempel.
Ook die deur gaat even open en bevoorrechte gelovigen mogen er langs paraderen
en naar binnen kijken. Om dat te kunnen doen hebben ze uren in de rij
gestaan. Wij kijken van een afstandje en denken er het "onze"
van.
Vanuit Kandy bezoeken we in de ochtend het wereldberoemde olifantenweeshuis
in Pinnawela ten westen van Kandy aan de oever van de Maha Oya, de Maha
rivier. We zien daar een kudde van enkele tientallen exemplaren van de
Elephas Maximus Maximus onder de palmbomen staan, in de schaduw want de
olifanten zijn wijzer dan de toeristen.
Het is de Srilankaanse ondersoort van de Indische olifant, een belangrijk
kenmerk van deze ondersoort: de mannetjes hebben (meestal) geen slagtanden.
Ze staan daar maar een beetje te staan, zwaaien met hun slurven en staarten.
Per dag eet een volwassen olifant 200 kg, drinkt 200 l. en poept 100 kg.
De kiezen, waarvan hij er slechts vier heeft, slijten door die grote hoeveelheden
plantaardig en vaak stug voedsel. Er groeien dan vijf tot zes maal nieuwe
kiezen.
We bekijken het een tijdje, ook onder beschutting van een palmboom. Een
oude stier, mét slagtanden en 65 jaar, zo zegt men ons, staat apart
en spelenderwijs scheurt hij een boomstammetje aan stukken.
Een mooi schouwspel is het voederen van de jonge dieren onder een afdak.
De toeristen worden daar verwacht en mogen ook helpen één
van de talrijke flessen melk naar binnen te gieten. Dan wordt het tijd
om ons naar de rivier te begeven en een goed plaatsje te zoeken om het
olifantenbad te kunnen bekijken.
We zitten eerste rang, kijken op het geheel neer, terwijl de groep zit
te lunchen. De olifanten sjokken in een lange rij door de smalle straat
langs de uitstallingen van de souvenirwinkeltjes. Behoedzaam dalen ze
de stenige oever af, kijken waar ze hun poten kunnen zetten. Vier grotere
hebben een mahoet bij zich, met veel moeite gaan de beesten op hun zij
in het water liggen, dat valt niet mee, een ribje is snel gekneusd. De
mahoet giet water uit een steelpannetje en schraapt daarmee de huid van
zijn olifant stevig af. Er zijn wel 50 olifanten bij elkaar, de beesten
vinden het lekker en spuiten met water.
Een onvergetelijk gezicht, zoveel olifanten in de slechts weinig water
bevattende rivier.
Hierna gaan we op weg naar het ons welbekende Palm Village hotel in Wattala
waar we een mooie kamer hebben beneden grenzend aan de tuin.
11e dag - Wattala
Vandaag een heerlijke rustdag met luieren in de tuin. Heerlijk bijkomen
van de toch wel inspannende dagen.
Ook worden er plannen gemaakt voor een bezoek aan het Welkom dorp van
Herman Steur en aan de "oudjes" en het gezinnetje dat we al
en paar jaar ondersteunen.
's-Avonds wederom een heerlijk buffet.
12e dag- Welkomdorp van Herman
Steur
Van het oorspronkelijke plan om met de tuc-tuc en trein naar het Welkom
dorp van Herman Steur te gaan bleef weinig
meer over toen Ceasor ( de tuc tuc driver die voor het hotel stond) ons
vertelde dat dit veel te veel omrijden was en dat hij en twee van zijn
vrienden ons wel kon brengen.
Daar hebben we geen spijt van gehad. Niet alleen bracht hij ons naar het
Welkom Dorp, wat zeer indrukwekkend was, maar hij bracht ons ook via een
mooie route naar een meer waar we werden verrast met een heerlijke lunch
Schalen met gegrilde garnalen, stukjes rundvlees en "pittige"garnalen
compleet met een schaal nasi.
Om 16.30 uur waren we weer in het hotel waar we op het terras met een
cocktail arrack/cola nog hebben nagenoten van een superdag.
13e dag - Bezoek aan Elisabeth in Negombo
Vanochtend kwam het gehele personeel naar de tuin voor het heisen van
de vlag en het spelen van het volkslied. Het bleek onafhankelijksdag te
zijn en dat werd gevierd. Veel families kwamen in dit hotel bij elkaar
om te eten, drinken en plezier met elkaar te hebben.
Duco en ik hebben 's-middags samen, met Ceasor als tolk, gezocht naar
Elisabeth, het oudje dat we al jaren financieël ondersteunen, te
zoeken. Ook het gezinnetje dat net als Elisabeth in Negombo woont wilden
we weleens in levende lijve ontmoeten.
We hebben ze gevonden en het was, vooral de ontmoeting met Elisabeth,
een ontroerende middag. Het gezinnetje, zo bleek, had onze ondersteuning
niet zo nodig met inmiddels al twee werkende kinderen. We hebben dit na
terukomst in Nederland ook gemeld aan de FHP. Inmiddels
hebben we een ander gezinnetje toegewezen gekregen.
14e dag - Galle
Vandaag en door Manju georganiseerde dag naar Galle. De heenreis hebben
we gedeeltelijk met de trein gemaakt wat altijd en een land als Sri Lanka
een leuke ervaring is. De verwoestingen die de Tsunami hier heeft aangericht
was op sommige plekken, zoals in het schildpaddenopvangcentrum, duidelijk
te zien. Ook kwamen we langs het monument dat is opgericht vlakbij de
plek waar de Tsunami trein is ontspoort en duizenden slachtoffers heeft
gemaakt.
Indrukwekkend, heel indrukwekkend...om heel erg stil van te worden. wat
een kracht moet dat water gehad hebben.
In Galle zelf dat toch ook helemaal onder water heeft
gestaan was niets dat herinnerde aan de ramp.
We bezoeken een VOC dorp in Galle. Het Hollands Fort herinnert aan de
Nederlandse periode in de zeventiende eeuw. Het is een ommuurd stadsdeel
met nauwe straatjes die nog steeds Nederlandse namen dragen als Leyn Baan
Street en Church Street. Ook staat er een Nederlands hervormde kerk uit
1755. De haven en de gebouwen zijn prachtig om te zien!
We hebben weinig tijd om het stadje uitgebreid te bekijken want we moeten
helaas ook nog de hele kustweg weg terug nemen naar Wattala.Eigenlijk
was het te veel reizen voor een dag maar het was wel de moeite waard.
15e dag Terugreis naar Nederland
Ja, en aan alles komt een eind. Ook aan deze prachtige reis door een schitterend
land als Sri lanka.
En dan hebben we nog maar een heel klein gedeelte gezien.
Maar is dit niet een hele goede reden om er nog eens naar toe te gaan
?
De terugreis duurt als altijd te lang, zodat we tenslotte moe maar voldaan
na afscheid te hebben genomen van de medereizigers weer veilig thuiskwamen.
|